vrijdag 10 oktober 2008

F*cking Furby

Om het fluffy-gehalte van onze blog op peil te houden, zal ik mij richten op een schepsel dat we allemaal kennen. De Furby. Een knuffelbeest dat zowel mechanische als elektronische technologie verenigt. Het kwam, eind de jaren negentig, als opvolger van de tamagotchi op de markt. De producenten hadden twee fundamentele verbeteringen ingebracht. Kinderen konden het wezen waar ze zoveel tijd instaken nu ook echt knuffelen. Als ze daarnaast het beest even uit het oog verloren bleven ze gespaard van een traumatische ervaring, omdat de Furby enkel ziek kan worden en niet sterven zoals de tamagotchi.

Dat wat ouders toen enkel als onschuldig vertier of – in het ergste geval – als enorm irritant beschouwden, was in feite al een ver gevorderde technologie. Als we namelijk de kenmerken van een Furby op een rijtje zien en deze technologie vervolgens laten evolueren, komen we tot ontstellende bevindingen.

De Furby beschikt ten eerste over een leervermogen. De constante interactie met mensen maakt hem meer communicatief. Daarnaast zijn er allerhande sensoren ingebouwd, zodat het wezen merkt wanneer het opgetild of aangeraakt wordt. Een Furby hoort ook tot één grote familie. De beesten merken elkaars aanwezigheid op, hebben elk een andere naam en een verschillend karakter. Dit karakter ontwikkelt zich door de manier waarop er met hen wordt omgegaan en een ingebouwde randomizer zorgt er bovendien voor dat ze steeds onverwacht uit de hoek kunnen komen.

Dit alles was eind de jaren negentig nog zeer basaal. Nu, tien jaar later, is deze theorie al ver gevorderd. Zogenaamde humanoïden zijn al in staat tot praten en reageren, net als in echte conversaties. Ze kunnen kranten lezen en wiskundige problemen oplossen. Waar ik dus op wil wijzen is dat alle technologie vandaag bestaat om minder onschuldige streken uit te halen met Furby-achtige wezens. Indien we de technologie van de humanoid Aiko combineren met die van de Realdoll en daar enkele motorische snufjes aan toevoegen, komen we al veel korter bij de stelling die in de titel gepresenteerd wordt. All it takes is a dirty mind. En het is niet dat ik de eerste ben die zich hier figuurlijk over buigt. Filmscenario’s tot zelfs doctoraatsstudies zijn op deze kwestie gebaseerd. Ik vraag me enkel af tot hoever we dit mogen laten komen. En wanneer dat dat betaalbaar wordt.

woensdag 8 oktober 2008

Beck - Modern Guilt

Beck - Modern Guilt [V2, 2008]

Met Odelay had Beck in 1996 een instant classic te pakken. Op dat album mixte de man zowat alle mogelijke verschillende muziekstijlen, zonder daarbij te vervallen in een heterogene kakafonie. Het album klonk op zijn best als een geüpdate versie van The Beach Boys. Odelay dateert intussen al van 1996. Becks laatste echt creatieve hoogtepunt werd bereikt in 2002, met het heerlijk melancholische Sea Change. De jaren die daarop volgden, concentreerde Beck zich vooral op het touren en leek de creatieve bron een beetje opgedroogd. Tekenend daarvoor was het in 2006 verschenen The Information, dat vooral opviel door de originele albumhoes – fans konden zelf hun gepersonaliseerde cd-hoes creëren door middel van de bijgeleverde stickers – waarbij de muziek zelf ondergeschikt bleef.

Modern Guilt dient dus iets goed te maken, want ook het in 2004 verschenen Guero was een album dat Beck liefhebbers zo snel mogelijk wensen te vergeten. Met een speelduur van een half uurtje is Modern Guilt in ieder geval Becks kortste plaat geworden. Als vanouds passeren er weer duizend-en één muzikale stijlen de revue. Geen twee nummers lijken op elkaar op dit album. Opener ‘Orphans’ zorgt in ieder geval voor een heerlijk beginnummer waarin alle typische Beck elementen aan bod komen. Akoestische gitaren worden ondersteund door heerlijk abstracte synth-geluiden, waarbij meneer Beck Hansen vocaal wordt bijgestaan door Cat Power. Soortgelijke formule wordt ook gebruikt voor het nummer ‘Chemtrails’, doch net iets minder geslaagd. Zomerhit ‘Gamma Ray’ kan zich dan weer probleemloos meten met de betere nummers uit Odelay. Ook titelnummer ‘Modern Guilt’ weet te overtuigen.

De tweede helft van het album is echter minder geslaagd. ‘Walls’ probeert nog wel, met de viooltjes op de achtergrond en een zanglijn die weet te pakken. Echt fout gaat het pas op ‘Replica’. Waar de vele samples en achtergrond deuntjes bij Beck veelal een functionele aanpak krijgen, lijkt dit nummer gewoon volgestouwd met dit soort effecten, zonder daarbij te komen tot een samenhangend geheel. En zo gaat Beck nog wel enkele keren de mist in. Zo klinkt ‘Soul of the man’ nog het meest op een grunge-parodie van Beck zelf. Met slotnummer ‘Volcano’ herpakt de man zich echter. I’m tired of people who only want to be pleased / but I still want to please you. Tekstueel één van de meest beklijvende nummers, en de zachte hiphopbeat op de achtergrond zorgt voor een ietwat epische afsluiter van dit album.

Wie had gehoopt op Odelay 2, komt met deze plaat bedrogen uit. Toch kan Modern Guilt tot het betere werk van Beck worden gerekend. Van de tien nummers gaat geen enkel echt vervelen. Meer zelfs, de eerste helft van dit album kan zonder twijfel worden gerekend tot het beste dat Beck de laatste tien jaar heeft uitgebracht. In een recent interview met The New York Times liet Beck optekenen dat het steeds moeilijker voor hem werd om goede nummers te schrijven. Wat ons betreft licht overdreven, maar het toont wel aan dat Beck aan het zoeken is naar een evenwicht tussen het experiment en een meer songgerichte aanpak. Met Modern Guilt zet hij alvast een stap in de goede richting.

maandag 6 oktober 2008

Welkom op Fluffy Cerberus - de pluizige waakhond.